Hyr biginnet da merckedriucht

Hier begint het marktrecht

  1. Dit is riucht, dat di schelta moet tingia ende tingh halda to alle merckadum deer ma uutfirdich oen is, hwanneer so hi wil, dat offnima hor festa ner fira, om huis, om huusteden, om bodel, om lawa, om tiefta, om falscha wichta, om falscha ielna, om onriuchta tolna, om faed, om screed, om falschene brand, om moerdbrand ende om alle tingh, deer da mercked to heert. Mer om nen eerwe deer in dine mercked heert, ende binna der hemmeric leyt, dat scilma riuchta als hit to landriuchte heert.

    Het is recht dat de skelta moet rechten en gerecht houden in alle marktplaatsen, waar men van buiten heen komt, wanneer hij dat wil, dat mogen hem niet beletten noch vasten-, noch feestdagen, om huis, om huissteden1, om boedel, om erfenis, om diefstal, om vals gewicht, om valse ellen2, om onrechtmatige tollen, om muntvervalsing, om muntsnoei3, om brandstichting, om moordbrand4 en om alle zaken die tot de markt behoren. Maar niet om een erf dat tot de marktplaats behoort en binnen de hemrik ligt, dat zal men berechten zoals het volgens het landrecht behoort.

  2. Hwaso een huus an ene mercket selt ende hi dine steed bihalt, ende di caper dine sedel foerd bitinget cortera iefta langera so selma dat bisetta oen da bannena tinge ho lange hiara eental were ief di seller moet dine caper of suara huanneer hi wil mit alle riucht.

    Wie een huis in een marktplaats verkoopt en hij de stede behoudt, en de koper na kortere of langere tijd de opstal verder bedingt, dan zal men op het gebannen ding vaststellen hoe lang hun overeenkomst was; of de verkoper moet de koper afzweren wanneer hij dat wil met alle recht.

  3. Ief een merkedman een steed heert ende hi deer also lange op sit, dat hi queth dat hine caped habbe, ende di ora biseckt, brect di capere dis aefte tiuges5 so aeg di ora dat fri ende trira ieer heer sonder eed, also fyr soe hise aschia wil ende als hit aldus biradet wirt so aegh di schelta fyf schillingen.

    Als een marktman een stede huurt, en hij daar zo lang op woont, dat hij zegt, dat hij haar gekocht heeft, en de ander dat ontkent, ontbreekt het de koper aan wettig getuigenis, dan heeft de ander haar (de stede) vrij, en drie jaren huur, zonder eed; voor zover hij ze eisen wil; en als het aldus beslist wordt, dan heeft de skelta vijf schellingen.

  4. Dat is riucht dat om huis steden wita schillet saun synre buren ende tween schepenen al soe fyr so hia ayn steden habbe ander buirschip hor hit caep se soe heerd were, ende dat schilma oenda tinge op bringe.

    Het is recht dat om huissteden getuigen zullen zeven van zijn buren en twee schepenen, voor zover zij eigen steden hebben in de buurschap, of het om koop of huur gaat, en dat zal men op de rechtszitting naar boven brengen.

  5. Dat is riucht deer mit falscher meta oenda merked bigripen wirt iefta an onriuchter wichta hueer oen so hit is onriuchtelike deen so aegh hi om dat onriucht da schelta xxi schillingen to iouwane also fyr soe een scheppena ende tueer trowe buren bitiugha wille ende in dine merked als hit wilkared is, so is di wilker alsoe graet als hine dae liued mitta schelta enighiet.

    Het is recht dat hij die met valse maat op de markt betrapt wordt, of met onjuist gewicht, waaraan dat het is onrechtmatig gedaan, dan behoort hij om dat onrecht de skelta 21 schellingen te geven, voor zover het een schepen en twee trouwe buren willen getuigen, en aan de markt, zoals het gewillekeurd is. Dan is de willekeur even groot, als het de lieden met de skelta overeenkomen.

  6. Om wanmeta saun schillingen da schelta, ende tida merked riucht als hit wilkared is.

    Om wanmaat, zeven schellingen aan de skelta, en aan het marktgerecht, zoals het gewillekeurd is.

  7. Om bieres wanmeta huaso drinckt lessa so mara so ne thoer hi dat naet ielda also fyr so hit binna da bierhuse eniged se ende mit riuchte bifulged so aeg di schelta tueer schilligen dis bannes ende di merked syn riucht als et wilkared is. spreckt hi buta huus om wanmeta, soe is di tapper nier mit ene eed to ontgaen dan ma mit eniga riucht se to uurwinnen. Om da ielna is dat selve riucht.

    Om wanmaat van bier: wie drinkt minder of meer, die hoeft dat niet te betalen, voor zover het binnen het bierhuis overeengekomen is; en met recht vervolgt, dan heeft de skelta twee schellingen van de ban en de markt haar recht, zoals het gewillekeurd is. Spreekt hij buitenshuis (aan) om wanmaat, dan is de tapper nader (het) met een eed te ontgaan, dan men het met enig recht zij te overwinnen. om de el is hetzelfde recht.

  8. Ief een man mit fade ende mit scredane biginsen wirt deer in dine merked heert. Nimptma dine fader onder hammer ende onder tanga. Iefta dine screder onder dera schera iefta onder sine falscha onder ke soe ne heert deer fordera neen riucht to dan ma him da fordera hand of slee. Wirth hit folbrocht mit riucht so aeg di schelta dat gued to bisittane to heerna hand ende da treftiga weder to delane ende deer aegh di aesga him een ferd oen to delane also fyr so hyt wille suara tueen trowa schepenen dat hi riuchtelyc ontfinsen se. Wirter een munter buta der smitte mit fade bigripen soe moet hi riuchtes bruka toe ene swird kempa. Om dine scredere also.

    Als een man met muntvervalsing en met muntsnoei betrapt wordt, die in de markt behoort: Vat men de vervalser onder hamer en onder tang, of de muntsnoeier onder de schaar, of onder zijn vals handwerk, dan behoort daar geen ander recht te worden gevorderd dan dat men hem de rechterhand afslaat. Wordt het met recht volbracht, dan behoort de skelta het goed in bezit te nemen voor de hand van de heer, en het aan de getroffene weer uit te delen; en daar behoort de asega hem een vrede aan te delen, voor zover het willen zweren twee trouwe schepenen, dat hij rechtvaardig ontvangen heeft. Wordt er een munter buiten de smidse op muntvervalsing betrapt, dan moet hij het recht op een zwaardkamp gebruiken. Evenzo voor de muntsnoeier.

  9. Om lauwa deer inda merked lauwiget wirdet. Soe aegh di eerfnama dine schelta6 to da huus to haliane dat hi him riuchtes helpe. Det hy dat naet ende di schelta dat uuraeschie om dat bodel, so aeg hi sine bannere toda fordel to seynden datma him a fara uut achtie fyff schillinghen, wantse hit him an raef haldet. Nu aegh di schelta dis fyarda deys thi dae fordele to commen ende sines riuchtes te monien. Weruuet hiase him, so aegh di aesga to delen dat hi in fare ende mit synre fora hand syn riucht uut achtia schil. Wert him immen mit wald, di aech to iowane ii pond.

    Om erfenissen die in de marktplaats nagelaten worden: Dan behoort de erfgenaam de skelta naar het huis te halen, opdat deze hem aan recht helpt. Doet hij dat niet en de skelta het opeist vanwege de boedel, dan behoort hij zijn banner naar het voorerf te zenden, dat men hem uitkeren vijf schellingen, want dat is hem door roof onthouden. Nu behoort de skelta, op de vierde dag, naar het voorerf te komen en zijn recht te manen. Weren zij het hem, dan behoort de asega te delen, dat hij naar binnen gaat en met zijn rechterhand zijn recht uitoefenen zal. Weert iemand hem met geweld, die behoort te geven twee pond.

  10. Nympt dy tolner onriuchte tollen ende him tre schepnen bitiugia7 willet, so aegh di schelta foer alle da deer hi tollen uur laet fanda fordele fyf schillingen. Dat schil di tolner iowa, iefta mit riucht wara mit ene swird kempa. Iefta di aesga deelt him xii eden.

    Neemt de tollenaar onrechtmatige tollen, en hem drie schepenen overtuigen willen, dan behoort hij de skelta voor iedereen die hij tollen oplegt, van het voordeel vijf schellingen te geven. Dat zal de tollenaar geven, of het met recht afweren door een zwaardkamp. Of de asega deelt hem twaalf eden.

  11. Dit is riucht. Om moerdbrand anda merkade. Wirter en man mit moerdbrand bigripen, so aegh di schelta dine ker hor hi dine man huue. danmen blynde, iefta barne, iefta an elende seinde. Ende syn gued heert an koninges wara ende an heerna hand. Seit met een man op endma dat naet vur weer weet, so aegh men oen to tingiane mit aefta tiughe8. emmer vur acht daegen dat ne mei of nima ner fira ner festa want hit inda mercked schiin is. So ist riucht toda aersta tinge. ist een eerm man dat di schelta aeg him onder burga to bringen al ont hit bitinget is. Ne mei hi neen burga winna. so aeg hi to swarrane so aeg hi to gaen dana. ont ti da nesta tinge. so aeg him di schelta to andert to bringen. al ont hit bitinget is. Ist een ryck man deermet oen spreckt. so moet hi burgia op syn ryk. al ont hi mit riucht fri wirt. iefta in da schield urwonnen wirth9.

    Dit is recht om moordbrand aan de markt: Wordt er een man betrapt op moordbrand, dan heeft de skelta de keus wat hij met de man doet: of dat men hem blind maakt, of verbrandt, of in ballingschap stuurt. En zijn goed behoort aan het bezit van de koning en in de hand van de heren. Zegt men het van een man waarvan men het niet voor waar weet, dan behoort men hem te berechten met wettig getuigenis, steeds voor acht dagen. Dat mogen noch feest-, noch vastendagen beletten, omdat het in de markt gebeurd is. Zo is het recht op de eerste rechtsdag: Is het een arme man, dan behoort de skelta hem onder borg te brengen, totdat het berecht is. Mocht hij geen borg kunnen krijgen, dan behoort hij te zweren dat hij de volgende rechtsdag weer komt. Dan behoort hem de skelta tot verantwoording te brengen, tot dat het helemaal berecht is. Is het een rijk man die men aanspreekt, dan moet hij borg stellen met zijn rijkdom, tot dat hij met recht vrij wordt gesproken, of in de schuld overwonnen wordt.

Brontekst: Freeska Landriucht (D/(Oude) Druk)), p. 170-172.
Transcriptie, vertaling en bewerking: Bouwe Brouwer

1Een huisstede is een perceel grond waarop een huis gebouwd kan worden of waarop een huis heeft gestaan.

2De el is een lengtemaat van circa 70 centimeter.

3Muntsnoei is het verkleinen van een munt door er een klein beetje metaal van de rand af te halen om zo edelmetaal (zilver of goud) te verkrijgen.

4Moordbrand is heimelijke brandstichting.

5D: tinges

6D: schetta

7D: bitingia

8D: tinghe

9D: wirh