Van de vrijheid van alle Friezen
Thit was to there stunde
tha thi kening
kerl riuchta bi gunde.
Tha waster ande there saxinna
merik
liudingerus en hera fele steric.
Het was in de tijd
dat koning Karel begon te
regeren.
Toen was er in het Saksische gebied
Liudingerus,
een erg sterke heer.
Hi welde him alsa waldlike
tha gethan ther
hi fon riuchta scolde bi halda tha kening kerlis kairslica2
rike.
Ac welde hi ma duan
hi welde tha sterka fresan under
sinne tegetha tian.
Hij wilde met geweld voor zichzelf houden
de tienden die
hij rechtens moest behouden voor het keizerlijke rijk van koning
Karel.
Ook wilde hij meer doen,
hij wilde de sterke
Friezen onder zijn tienden brengen.
Hi bi badit efter alle sine rike
thet ma
hine heta scode koning waldelike.
tha thi kening kerl thit
under stod.
tornig was him hir umbe si mod.
Hij gebood in heel zijn rijk
dat men hem machtige koning
zou noemen.
Toen koning Karel dit vernam,
was zijn gemoed
hier toornig over.
Hi let hit tha fresum tha kundig duan
hodir
hia thene nia kening mith him mith stride welde bi stan.
Tha
fresen gadere komin
uppa thit bodisclskip se anne god red ge
nomin.
Hij liet toen aan de Friezen vragen
of zij deze nieuwe
koning met hem met strijd wilden weerstaan.
De Friezen kwamen
samen,
op deze boodschap, hebben ze een goed besluit genomen.
Thi fresa fele sterka
hi forim tha and tha
saxinna merka.
Tha sassiska heran thit for nomin
up tha
felda ia fresum to ionis komin.
De erg sterke Friezen,
gingen toen naar de Saksische
gebieden.
Toen de Saksische heren dit vernamen,
kwamen zij
op het veld de Friezen tegemoet.
Tha fugtin se alsa grimlike3
of
slogma tha saxum bethe thene erma and thene rika.
Thag to tha
lesta.
feng ma of tha saxum heran and ridderan tha besta4.
Toen vochten ze zo grimmig,
men slachtte de Saksen af,
zowel de arme als de rijke.
Maar op het laatst,
ving men
van de Saksen de beste heren en ridders.
Iha5
band ma6
alsa sere
mith ene sterka mere.
Ia latten se tha
waldelike
alder iha7
thene kening kerl ur nomin ande sine rike
Men bond hen stevig vast
met een sterk touw.
Ze
leidden hen toen met geweld,
naar waar zij vernamen dat koning
Karel in zijn rijk was.
tha8
hi thet for nom9
thet
him thi saxinna hera alle bundin10
kom.
wel was him ande sine hei
thi bad tha stulta fresa
godne dei.
Toen hij dit vernam,
dat de Saksische heren allen
gebonden tot hem kwamen,
was hij wel te moede,
hij wenste
de koene Friezen goedendag.
Hi nom se tha ande palas sin
hi scanctum
bethe mede ande win.
tha fresan forin utes koningis11
howe
to iher londe iha weder kom mith halike lowe.
Hij nam ze toen binnen in zijn paleis,
hij schonk hun
zowel mede als wijn.
De Friezen verlieten het hof van de
koning,
naar hun land kwamen zij terug met hoge lof.
Aldus dus heb hi ur sten
hu ta sterka fresa
his wit thene saxa tha for gen.
Aldus hebben jullie begrepen
hoe het de sterke Friezen
toen tegen de Saksen is vergaan.
Thit sce12
ther na to ener stunde
thet ta romera heran with thene kening
kerl strida13
bi gunden
stultlike weldin iha
thene tins bi halda tha
keninglika rike.
Dit geschiedde daarna op een tijd,
dat de Romeinse heren
tegen koning Karel begonnen te strijden.
Hoogmoedig wilden
zij
de heffing onthouden aan het koninklijke rijk.
thi kening thit serlike14
kundegia
let alle sine keningrike.
Iha komin alle to samene
ther
werin ande sine rike sibbe ande framede.
De koning liet dit ernstig
verkondigen in heel zijn
koninkrijk.
Zij kwamen allen tezamen,
die waren in zijn
rijk, verwanten en vreemden.
Tha fresan thit mere for nomin
to thes
keningis howe une lathadis se ther komin.
Iha werin ther nette
ande god
wand iha drogin enir stultere lauwa mod.
Toen de Friezen deze mare vernamen,
kwamen zij ongevraagd
naar het hof van de koning.
Zij waren daar nuttig en
waardevol,
want zij droegen de moed van een trotse leeuwin.
Iha sprekin ther to fara tha keningge
wigandlike.
Iha welde allena fiugta witha romera heran fore
thet kairslike rike.
Iha nomin tha scerpa suerd and ihera
honda
iha gegin to fara there burig stonda.
Zij spraken daar strijdbaar voor de koning,
zij wilden
alleen vechten tegen de Romeinse heren voor het keizerlijke
rijk.
Zij namen het scherpe zwaard in hun handen,
zij
gingen voor de burcht staan.
Tha heran binna there burig thit ge segin
uppa
thene feld ion tha fresan to stride tha tegin.
En ordil warth
ther up ge hewin.
monig diore wigand warth nither tha there ge
slagin.
Toen de heren binnen de burcht dit zagen,
togen zij naar
het veld om tegen de Friezen te strijden.
Een oordeel werd daar
aangeheven,
menig waardevolle strijder werd daar neergeslagen.
tha to there stunde
thi fresa hastelike on
tha heran fiugta15
bi gunde.
serlike tha heran umbe tha segin.
alle balde se
to there burg flegin.
Toen op die tijd,
begonnen de Friezen haastig tegen de
heren te vechten.
Pijnlijk zagen de heren om zich heen,
allen
vluchtten zij snel naar de burcht.
thi fresa folgade mith un tuiuilika sinne.
hu
hi tha burg kreftlike wnne.
thag uppa thet leste
wnnin iha
tha burg and heran tha besta.
De Friezen volgden met vastberaden zin,
om de burcht met
kracht te winnen.
Maar op het laatst,
wonnen zij de burcht
en de besten van de heren.
tha porta gundtma bi sluta
thi kening kerl
mith sine folke waster abuta.
Iha fundent and ihera16
rede
iha welde tha kening kerle iowa bethe burg ande liude.
De poort ging men sluiten,
koning Karel met zijn volk was
daar buiten.
Zij vonden het in hun rede,
dat zij wilden
koning Karel geven zowel burcht als lieden.
thi kening thogte ande sine mode
hu hi tha
stulta fresa thisse waldelika deda lania scolde mith eniga gode.
hi
iof him mitha allere arista
iefta17
tha masta.
De koning dacht bij zichzelf
hoe hij de koene Friezen
voor deze machtige daden zou belonen met enig goed.
Hij gaf hun
met de allereerste
giften het meeste.
tuintech merka fon brondrada golde
ther thi
fresa iera hec tha kairscipe to tegetha iowa scolde.
thiu iefte
ther hi hede tha fresum ge dan
thiu moste emmer and emmer mare
velika stan.
Twintig marken aan vuurrood goud,
die de Friezen
jaarlijks de keizer als heffing zouden geven.
De gift die hij
de Friezen had gedaan,
die moest immer en immermeer voor eeuwig
bestaan.
ther hi ta bad kairslike
thet se ne scolde
nen hera thuwingga waldelike.
hit ne were thet iha bi iera goda
willa welde thet dua
thet se anne hera wolde und fa.
Daarbij gebood hij keizerlijk
dat geen heer hen met
geweld zou bedwingen.
Tenzij ze dat uit hun vrije wil wilden
doen,
dat ze een heer wilden aannemen.
thag wenik ande mine sinne
thet hia bi
willa angne hera ge winne.18
nowet19
allena tha keningge and thisse bode nogade
thes heliga pawis
gregorius weld hi hir to fogade.
Maar ik betwijfel
dat zij uit eigen wil enige heer zouden
aanvaarden.
Niet alleen de koning en zijn gebod waren
voldoende,
het gezag van de heilige paus Gregorius voegde hij
hieraan toe.
hi bed hit ita pawis tha
thet hi tha fresan
mitha gastelika riuchte welde bi fa.
hewelike alle hi to bonne
se dede
ther tha fresum to brogte enige nede.
Hij verzocht toen de paus
dat hij de Friezen onder het
geestelijk recht wilde brengen.
Voor eeuwig deed hij iedereen
in de ban
die aan de Friezen enige nood brachten.
Alder bi bad hit thi kening kerl opinbere
thet
fresan iera hec nige redian him kere.
tha kairslika crona hi
uppa ihera hawid sette
alder umbe hi se scera lette.
Aldaar gebood koning Karel in het openbaar
de Friezen
zich jaarlijks nieuwe raadgevers te kiezen.
De keizerlijke
kroon zette hij op hun hoofd,
daarom liet hij hen scheren.
thag ief se thet ne wolde nowet dua
ut
mostin se him ihera her leta frilike waxa.
thet hit alle liude
magte tha sian
thet hi se fri hede ge dan.
Maar als ze dat niet wilden doen,
dan moesten ze hun haar
vrijelijk laten groeien.
Opdat iedereen het moge zien,
dat
hij hen vrij had gemaakt.
hi bi bad hit him tha keninglike
alle thi
fresa ther were sterik and rike.
thet iha anne slag and ihera
witta hals scolde him und fa
ther efter moste hi ridder biliwa.
Hij gebood het hun toen koninklijk,
alle Friezen die
sterk en rijk waren,
dat zij een slag op hun witte hals van hem
zouden ontvangen.
Daarna moest hij ridder blijven.
Wepin scolde hi ther efter20
drega alle scone
and sine scelde moste hi melia tha kenlika
crona.
thet hi thissa iefta tha fresum hede evelike dan
ther
hi keningan21
and hertigan to witscipe up nom and ondris monege halike man.
Wapen zou hij daarna dragen, een hele mooie,
op zijn
schild moest hij schilderen de koninklijke kroon.
Dat hij deze
gift aan de Friezen voor eeuwig had gedaan,
daartoe nam hij
koningen en hertogen als getuige en menig ander groot man.
thach to lesta
hu hit tha efterkumanda
evelike wiste.
Ande tha brewm hit ma bi scref
fon tha
ieftum ther abuta nowet ur ietin bi lef.
Maar op het laatst,
opdat de nakomelingen het voor eeuwig
zouden weten,
beschreef men het in de brieven,
van de
giften, daar buiten niets vergeten bleef.
thet22
insigil thet was fon tha brondrada golde
hu hit alle liude
wiste thet thius ief ewelike stonda scolde.
thisse bref ma tha
fri fresa iof and sine hond
mith dole and mith harum23
hi wider for and sine ain frilike lond.
Het zegel, dat was van vuurrood goud,
opdat iedereen zou
weten dat deze gift voor eeuwig stand zou houden.
Deze brief
stelde men de vrije Fries ter hand,
met geschenk en met eer
ging hij weer naar zijn eigen vrije land.
Aldus mugin hit alle liude for stan
thet
thi kening kerl thene fresa umbe thet kreftlike strid fri hewet ge
dan.
Aldus moge iedereen het begrijpen
dat koning Karel de
Friezen vanwege de krachtige strijd vrij heeft gemaakt.
Bronteksten: Eerste Hunsingoër Handschrift (H1/Ms. Wicht),
p. 127-132 en Tweede Hunsingoër Handschrift (H2/Ms. Scaliger), p.
66-71.
Transcriptie, vertaling en bewerking: Bouwe
Brouwer
1De titel “Fon alra fresena fridome” komt niet uit de Hunsingoër handschriften, maar is later bedacht.
2H1: kairska; H2: kairslica
3H1: grimlike; H2: grimlik
4H1: lesta; H2: besta
5H1: hia; H2: iha
6“ma” ontbreekt in H1
7H1: hia; H2: iha
8H1: tha; H2: tho
9H1: nom; H2: nomen
10H1: bunden; H2: bundin
11H1: koningis; H2: konis
12H1: ske; H2: sce
13In H2 ontbreekt het woord “stride”, maar is wel ruimte voor een woord leeg gelaten.
14H1: serelike; H2: serlike
15H1: fugta; H2: fiugta
16H1: hiara; H2: ihera
17H1: ieftha; H2: iefta
18In H1 ontbreekt de hele regel
19H1: nouet; H2: nowet
20H1: efter; H2: effter
21H1: keningan; H2: kenigan
22H1: the; H2: thet
23H1: erum; H2: harum