Hendrik Marsman

„Paradise regained”

De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.

zwervende tusschen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van ’t water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water …

een held’re, verruk’lijk-meeslepende wijs:

„het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen –
wij gaan terug naar ’t Paradijs”.

Uit: Paradise regained (1927)