Hélène Swarth

,,Jeux innocents”

Wij speelden pandje met ons leven.
   Een prettig spel houdt kindren zoet.
Ik had mijn hart als pand gegeven.

De Meiwind zong door de olmendreven,
   De vogels juichten: ,,Wees gegroet!”
Wij speelden pandje met ons leven.

Ik zag door ’t blauw een vlinder zweven,
   De ontloken rozen tegemoet.
Ik had mijn hart als pand gegeven.

— ,,Neen, wees niet bang! Uw handen beven.
   Ik verg van u geen zware boet’!”
Wij speelden pandje met ons leven.

Hij hield mijn pand omhoog geheven.
   — ,,Nu, zeg mij hoe ’k het lossen moet!”
Ik had mijn hart als pand gegeven.

Hij wachtte een wijl en lachte eens even . . . .
   Daar viel ’t verbrijzeld aan mijn voet.
Wij speelden pandje met ons leven.
Ik had mijn hart als pand gegeven.

Uit: Poëzie (1892)