René de Clercq

Het wafeleterke

Heel alleen aan ’t tafelke,
Eet ons kindje een wafelke.
Hapt alhier een hoekske,
Boter vlekt zijn doekske.
Gaapt en bijt alginder,
Weer een putteke minder.
Dan in ’t wilde, zeere, zeer,
Altijd voort en altijd meer:
Wafel in zijn handekes,
Wafel in zijn tandekes,
En zijn gretige oogskens gaan
Naar het bord waar de ander’ staan.

Uit: Gedichten (1907)