Het comet een scip geladen

Het comet een scip geladen
Hent aen dat hoochste boort;
Maria hout dat roeder,
Die enghel stuurt dat voort.

Maria, godes moeder,
Gelaevet moetstu sijn!
Wi waren al verlaeren,
En dedet u lieve kindekijn.

Maria, godes moeder,
Gelaevet moetstu sijn,
Verweende coninginne,
Der enghelen aenneschijn.

Maria, godes moeder,
Woe is u lof so breit!
Ten can gheen man bescriven
U grote eerweerdicheit.

In eenre stilre wagen
Comet ons dat scip aen lant;
Het brenget ons rike gaven,
Een soon is ons gesant.

Het leget in eenre cribben
Dat lieve cleine kint,
Met sinen verweenden ribben
In snoden doekerkijn.

Het leget in eenre wiegen
Dat lieve kindekijn;
Het luchtet als een spiegel:
Gelovet moet het sijn.

Mocht ic dat kindekijn cussen
Voor sinen rodermont,
Des machte mi wal gelusten:
Van sunden worde ic gesont.

Vgl. Johannes Tauler - Es kumpt ein schiff geladen