Jacques Perk

Eerste aanblik

En peinzend zie ’k uw zee-blauwe oogen pralen,
    Waarin de deernis kwijnt, de liefde droomt, –
    En weet niet wat mij door mijn adren stroomt:
Ik zie naar u en kan niet ademhalen:

Een gouden waterval van zonnestralen
    Heeft nooit een zachter aangezicht bezoomd …
    ’t Is of me een engel heeft verwellekoomd,
Die met een paradijs op aard kwam dalen.

’k Gevoel mij machtig tot u aangedreven
    En buiten mij. ’k Was dood, ik ben herrezen,
En voel mij tusschen zijn en niet-zijn zweven:

    Wat hebt gij, tooveres, mij goed belezen!
Aan u en aan uwe oogen hangt mijn leven:
    Een diepe rust vervult geheel mijn wezen. –

Uit: Gedichten (1882)